Betrokkenheid creëren met het je-perspectief

Een gewaagde keuze voor een perspectief dat niet veel wordt gebruikt

 

‘Je wordt wakker in je broertjes bed. Je arm, die uitgestrekt onder zijn rug ligt, slaapt nog. Dit is je eerste indruk van de dag. Dan, je mond is droog en het voelt of iemand op je borstkas zit. Daarna de stilte. Je houdt je adem in.’

Zo begint de nieuwe, vierde roman van Philip Huff (1984). In ‘Wat je van bloed weet’ schrijft Philip Huff over het geweld van zijn ouders in zijn jeugd. De schrijver kiest in dit boek voor een bijzondere vertelvorm: het je-perspectief, de tweede persoon enkelvoud. En hij houdt dat het hele boek vol.

Het je-perspectief geeft een grote betrokkenheid van de lezer, omdat het de indruk wekt dat de verteller zich rechtstreeks tot het personage richt, terwijl de lezer erbij staat. Het is een lastig perspectief, en het wordt weinig gebruikt. (Frans Stüger)

Als je in een boek het je-perspectief perspectief tegenkomt, is de vraag hoe je dat moet interpreteren. Wie is die ‘je’? Gaat het over mij als lezer? In dit boek wordt gauw duidelijk dat het de jonge versie van de schrijver zelf is. De verteller is de volwassen man die praat tegen de jongen in het verleden.

Dit bijzondere perspectief is voor deze roman knap gekozen.

In een NRC podcast leer ik dat volgens Freud trauma’s altijd pas achteraf hun betekenis krijgen. In het heden. Op het moment zelf overkomt het je alleen maar en is het onbegrijpelijk. Met terugwerkende kracht geeft de schrijver er betekenis aan.

In een interview zegt Huff: ‘Ik schrijf in principe altijd om mezelf iets beter te begrijpen. De je-vorm hielp om toch wat afstand te houden: Je kan met die aanspreekvorm heel intieme ontboezemingen doen en die bij de lezer neerleggen.’

Wat deze vorm ook goed doet is de lezer klem zetten in de gebeurtenissen. Er zit de suggestie in dat je het zelf bent als lezer. Huff houdt je als lezer gegijzeld in zijn eigen herinneringen. Het is heel beklemmend.

Philip Huff vertelt verder dat hij een fragment uit het begin van het boek al ruim 10 jaar eerder had gepubliceerd. Toen was het nog in de ik-vorm geschreven. Hij heeft 14 jaar aan dit boek  gewerkt. Het is vast niet eenvoudig geweest om van de ‘ik’ een ‘je’ te maken.

Beginnende schrijvers zou ik niet zomaar aanraden dit perspectief te kiezen. Zo waarschuwt Frans Stüger voor het Johan Cruijff-syndroom – de man die over zichzelf sprak in de je-vorm: ‘Als je dan zegt dat het stadion eigenlijk het Johan Cruijff Stadion had moeten heten, dan geef ik je gelijk. Als je commercieel denkt, dan had het stadion naar mij vernoemd moeten worden. Ze denken hier commercieel, maar toch hebben ze dat niet gedaan. Dat is raar.’

Het perspectief bepaalt wie het verhaal vertelt en op welke manier de lezer informatie krijgt over de gebeurtenissen en personages. Er worden veel perspectieffouten gemaakt en zelfs de beste schrijvers maken fouten op dat gebied. Door veel te schrijven en erover na te denken krijg je er steeds meer handigheid in.

Het meest gebruikte perspectief is het personaalperspectief, het hij-perspectief, de derde persoon enkelvoud. De lezer is hiermee het meest vertrouwd. Voor beginnende schrijvers kan dit goed werken, omdat de schrijver zijn creativiteit kwijt kan, enige afstand kan nemen en minder gemakkelijk perspectieffouten maakt.

 

02-apr-2022

Boek: Wat je van bloed weet (2022) van Philip Huff

Boek: Personages, conflict, perspectief (2011) van Frans Stüger

Podcast: NRC Tussen de regels: een jeugd vol incest of geweld: hoe maak je daar literatuur van?
(25-03-2022)

Trouw: Interview met Philip Huff (19-02-2022)