Drie tips om personaal perspectief goed toe te passen

Over je beperken tot wat dat ene personage op dat moment denkt en voelt

 

‘Goedemorgen Annemarie, mijn vraag om advies is gericht op het gebruikte vertelperspectief. Zoals in de synopsis beschreven schrijf ik het verhaal vanuit het perspectief van Hans. Ik ben onzeker of ik de personale verteller op de juiste manier heb toegepast.’

Leuk, ik mag weer aan de slag met perspectief! Perspectief is lastige materie en zelfs de beste schrijvers maken fouten op dat gebied. En dit geldt niet alleen voor hen: er wordt wel beweerd dat bij redigeren van fictie inconsistentie van het vertelperspectief het lastigst is.

Wat was personaalperspectief ook alweer?

Bij personaalperspectief:
− maak je gebruik van de meest voorkomende vertelvorm waarbij er niet dóór maar óver een (enkelvoudig perspectief) of meer personen (meervoudig perspectief) wordt gesproken
− blijf je – minimaal zolang de scène duurt – in het hoofd van die ene persoon waardoor het voor de lezer makkelijk is om mee te voelen
− beschrijft de vertellersinstantie alleen datgene wat de hoofdpersoon van de scène kan weten, zien en denken
− Is het voordeel dat de lezer niet zo vast zit in het hoofd van die ene ‘ik’. De tekst wordt wat afstandelijker
Voor uitgevers is dit een prettig perspectief en lezers zijn er het meest vertrouwd mee

 

TIP 1: Het perspectief van de vertellersinstantie ligt achter de camera

Alles in de scène wordt gezien door de ogen van de vertellersinstantie. Waar staat de camera en waarop is hij gericht? Door wiens ogen zal de lezer het verhaal volgen? De schrijver beperkt zich tot wat de hoofdpersoon op dat moment denkt en voelt. Wat er in de andere personages omgaat is ook voor de schrijver een vraag. En dat maakt het lastig het perspectief goed te hanteren, want de schrijver weet vaak juist heel goed wat er in zijn andere personage omgaat, maar hij mag dat niet laten merken.

Een voorbeeld (met het verhaal verteld vanuit het perspectief van Hans):

Met een ruk draaide Doortje zich nu om. ‘U gaat toch niet zeggen dat mensen ook uit de ruimte komen?’ Ze keek Quantus uitdagend aan. Maar Quantus bleef kalm en aardig bovendien. Stiekem vond hij haar een heerlijke flapuit.

Hans kan niet weten dat Quantus Doortje stiekem een heerlijke flapuit vindt.
Hier ligt het perspectief bij Quantus en niet bij Hans.

 

TIP 2: Wees consequent

Het willekeurig afwisselen van het vertelperspectief is storend voor de lezer. Frans Stüger omschrijft dit mooi door te zeggen dat dat het effect geeft van een kleuter die met een draaiende videocamera rondloopt, zodat de lezer wordt overweldigd met onsamenhangende beelden en afhaakt.

 

TIP 3: Zorg dat er een plan achter zit

Maak een bewuste keuze voor het perspectief en bedenk wat je wel en wat je niet kunt met de keuze die je maakt. Wil je bijvoorbeeld de lezer kunnen manipuleren en dicht op de huid zitten van het personage middels het ik-perspectief? Of kies je ervoor over iemand te vertellen en iets meer afstand te creëren middels het personaalperspectief?

Er wordt ook wel gezegd dat het verhaal bepaalt welk perspectief er nodig is.
Wat past het beste bij wat jij wil vertellen?

 

Het voorbeeld: een mogelijke oplossing

Een suggestie om de fout uit het voorbeeld op te lossen zou bijvoorbeeld kunnen zijn:

Hidde dacht even dat Quantus een glimlach probeerde te verbergen, misschien vond hij het eigenlijk wel leuk dat Daantje zo’n flapuit was.

Het lijkt misschien lastig maar zoals zo vaak geldt ook hier het cliché ‘oefening baart kunst’.
Door er veel mee te oefenen en het gewoon te doen, raak je er steeds bedrevener in.

Ter afsluiting en als kleine bonus nog een vierde tip:
Zoek meelezers die je vraagt te letten op consequent gebruik van jouw gekozen perspectief. Soms lees je er zelf overheen, maar valt een ander een foutje wel op.

 

21-april-2021

Bron: ‘Personages, conflict, perspectief’ van Frans Stüger (2011)