Een schrijfcoach als schip der woestijn

Over beeldspraak, vergelijkingen en metaforen

 

Vergelijkingen zijn dikwijls afgezaagd. Het ‘schip der woestijn’ als metafoor voor ‘kameel’ is al miljoenen keren gebruikt, lees ik in De wil en de weg. Je moet alleen beelden gebruiken wanneer ze dramatische kracht hebben of wanneer ze werkelijk iets toevoegen aan het beschrevene, schrijft Jan Brokken even verderop.

Ik ben het helemaal met hem eens. Ik ben niet zo’n fan van metaforen (het schip der woestijn) en vergelijkingen (koud als ijs, groen als snot, lauw als pis, loodgrijs, melkwit). De beeldspraak leidt maar af van het verhaal, denk ik vaak. Zo ergerde ik me bijvoorbeeld aan de overdadige beeldspraak in De avond is ongemak:

Ik zag alleen haar lippen bewegen, en die van mijn moeder strak op elkaar blijven, als twee parende naaktslakken. (blz. 29)

… ze is ergens aan de overzijde van het meer, haar lichaam zo mager als een waterhoen die vastgevroren zit in het wak van haar verdriet. (blz. 156)

Maar daarover is zeker niet iedereen het met mij eens. In recensies wordt Marieke Lucas Rijneveld geroemd om haar beeldspraak. Zo levert ze een debuutroman vol vernieuwende beeldspraak en vat ze Jas’ pure en onbedorven observaties in treffende beeldspraak.

Een boek waar ook veel beeldspraak in voorkomt maar waar ik tijdens het lezen steeds meer bewondering voor kreeg is Wees onzichtbaar.

De Groene Amsterdammer schreef daarover:

Schrijven is bij Isik be-schrijven, van suggereren is geen sprake. Ik geef toe dat ik langzamerhand al mijn vooroordelen hierover aan de kant zette. Isik is een vertelbeest, bij hem is het klassieke schrijversadagium show don’t tell veranderd in show and tell. En dat zijn roman hierdoor een onbehoorlijk grote omvang kreeg kon hem (en mij) weinig schelen.

Een voorbeeld: ‘Ik kwam overeind en schoot weg, en als mijn vader op dat moment een neushoorn nabootste, was ik op z’n minst een jachtluipaard dat de achtervolging op een gazelle inzet, een cheeta in een ultieme sprint. En dat was bittere noodzaak, want om te kunnen ontsnappen aan deze grote woedende man, moest ik op dat moment de beste imitatie van het snelste landdier op aarde ten uitvoer brengen die ik in me had.’ (p. 50)

Knap geschreven, nietwaar?

Een roman die veel indruk op mij maakte en waarin helemaal geen metaforen voorkomen, is Nora van Colm Tóibín. Zijn proza wordt omschreven als kraakhelder en uiterst sober en hij verbeeldt het rijke gevoelsleven van de personages middels hun handelingen en hun gesprekken. Er staat geen woord verkeerd en geen woord te veel in de roman. Prachtig!

De Groene Amsterdammer schreef hierover:

Tóibín is een meesterlijke stilist: op meer dan 350 bladzijden moest ik één zin overlezen om hem goed te begrijpen. Hij doet niet aan metaforen, niet aan vergelijkingen, hij beschrijft niet hoe iets op iets lijkt, nee hij schrijft hoe iets is.

Laten we zoeken naar zuivere metaforen, zegt Jan Brokken. En: je moet alleen beelden gebruiken wanneer ze werkelijk iets toevoegen aan het beschrevene. Beetje cryptisch misschien maar wel mooi gezegd.

Dus geen gezochte of afgezaagde vergelijkingen en liever geen metaforen – die wellicht ook al te vaak zijn gebruikt – om literair te willen doen. Of vergelijkingen die de lezer doet afvragen wat er in ’s hemelsnaam mee wordt bedoeld en hem afleiden van het verhaal. Zoals deze : een schrijfcoach is voor een schrijver als het schip der woestijn (Huh, wat heeft een kameel nou te maken met een schrijfcoach?)

01-aug-2019

Boek: De avond is ongemak van Marieke Lucas Rijneveld (2018)

Boek: Wees onzichtbaar van Murat Isik (2017)

Boek: Nora van Colm Tóibín (2015)

Bron: De wil en de weg van Jan Brokken (2006)

Bron: De Groene Amsterdammer 2 augustus 2017 (nr. 31)

Bron: De Groene Amsterdammer, 2 maart 2016 (nr. 9)